Poppenkast

Zo langzamerhand begint de Nationale Dodenherdenking op de Dam steeds meer een tragische farce en een ontkenning van de geschiedenis te worden. De kwetsend detonerende aanwezigheid van kamervoorzitter Martin Bosma druist regelrecht in tegen alles waarvoor deze belangrijkste ceremonie van ons land zou moeten staan: waardigheid, fatsoen, allure. Het zou zelfs lachwekkend zijn als de ambiance niet zo serieus was en de aanleiding niet zo ernstig. De man die daar namens ons een krans legt is immers niet alleen degene die het woord ‘kopvoddentaks’ muntte, niet geheel toevallig in een smerige context met belendende termen als honden- en rioolbelasting. De man die daar namens ons het koningspaar openlijk beledigt door een huichelbuiging voor ze te maken is namelijk ook een onversneden racist die de omvolkingstheorie uitbundig omarmt, het n-woord terug wil in de Nederlandse vocabulaire en excuses voor ons koloniale verleden als ‘gedram’ omschrijft. De organisatie van het evenement dat de afschaffing van de slavernij viert, Keti Koti, nam vorig jaar de enig juiste beslissing door hem niet uit te nodigen om namens de Tweede Kamer aanwezig te zijn. Helaas is dat historisch correcte, cultureel noodzakelijke en moreel moedige statement niet gevolgd als voorbeeld van hoe het zou moeten door degenen die de poppenkast van 4 mei regelen. Want dat is het geworden, een poppenkast, met een Jan Klaassen die vermomd als fantoccine-marionet van een extreem-rechts ronzebons-ensemble een plichtmatig theaterstukje opvoert. De tekst van Dick Schoof klonk net zo hol als de echo van de twee minuten stilte: er kwam wel geluid uit, maar hij zei niets. Dat kunnen we de man niet kwalijk nemen. Hij kan het niet. We herinneren ons allemaal de tenenkrommende vertoning toen hij vorig jaar tijdens het debat over de regeringsverklaring na een beschamende tweet van zijn PVV-vice-premier Fleur Agema in actie moest komen om PvdA-kamerlid Esmah Lahlah vanwege haar hoofddoek in bescherming te nemen (‘Ik zie een mens’). Wanneer zelfs iemand als Humberto Tan, het vleesgeworden glijmiddel dat normaliter volgaarne bereid is om zich met microfoon en al tot achter de elleboog van een bruine arm te voorzien, zich kritisch uitlaat over het Madame Tussaud-niveau van de presidentiële tekst (‘hypocriete retoriek’) dan mag u aannemen dat er iets niet helemaal goed ging. Hier sprak een man over de noodzaak om ‘met liefde en mededogen naar de ander te kijken’ terwijl hij en zijn kabinet staan voor een liefdeloze aanpak van een meedogenloos asielbeleid, met ministers die migranten en moslims minachten, vluchtelingenkinderen een uitje naar de Efteling misgunnen en een politieke leider gedogen die oproept tot deportatie (‘Ik weet nog wel een ander uitje: in een bus het land uit’). Dat maak je niet goed met een Havo-spreekbeurt vol Lieve Mona-citaten uit vergeelde jaargangen van de Libelle, verjaarde tegeltjeswijsheden uit de Succes Agenda van 1964 en verlepte winkeldochters uit Het Beste van Reader’s Digest. Als het waar is dat we 4 (en 5) mei niet moeten laten misbruiken voor andere doeleinden, en ik ben geneigd om daarin een heel eind mee te gaan, dan moeten we ook protest aantekenen tegen de stuitende en volstrekt ongepaste presentie van de griezel die daar juist op deze unieke dag helemaal niets te zoeken heeft. Misschien is het een idee om volgend jaar Marco Kroon naar de Dam te sturen.


Copyright Peter Bonder.