Pronounsers

Asha ten Broeke is de enige columnist van De Volkskrant die ik vrijwel nooit lees. Dat ligt niet aan haar, maar aan mij. Haar favoriete onderwerpen interesseren me niet zo en hoe ze het opschrijft is ook niet aan mij besteed. Maar pas geleden raakte ik verzeild op haar website en daar las ik een stuk dat me uit het hart gegrepen was, sterker nog: ik wou dat dat door mij geschreven was. Het ging over Extinction Rebellion, de stelling ‘Demonstreren is een grondrecht’ en de reacties daarop van politieke partijen: ‘Maar geen excuus voor anarchie’ (CDA). ‘Maar de wet aan je laars lappen, dat mag niet’ (VVD). ‘Maar niet om je zin te krijgen’ (SGP). ‘Onruststokers mogen niet het demonstratierecht kapen van gezagsgetrouwe burgers’ (NSC). En: ‘Actievoerders gaan bij wegblokkades te veel hun goddelijke gang’ (VVD-Kamerlid Ingrid Michon). Tamelijk voorspelbaar allemaal, en altijd nog vele malen fatsoenlijker dan wat PVV-Europarlementariër Sebastian Kruis vorige week twitterde nadat actievoerders het treinverkeer rondom Den Haag Centraal hadden verstoord: ‘Het problematische aan dit verhaal is dat de treinen vervolgens niet doorreden. Anders was het met een happy ending’. Even voor uw beeldvorming: partijgenoten van dit verachtelijke gajes zitten ook in ons parlement en waren tot voor kort zelfs leden van onze regering. Maar, om terug te komen op het betoog van Asha ten Broeke: in het verlengde van de woorden die onze politici hanteren voor het optreden van klimaatbetogers liggen termen als maatschappelijke ontwrichting, ondermijning van de rechtsorde, cultuur van wetteloosheid, stelselmatig plegen van strafbare feiten - alsof het om levensgevaarlijke doodseskaders van drugsbendes, voetbalhooligans of motorcriminelen gaat. Pardon? Dat is juist de bedoeling, zo luidt haar slotbetoog, en nogmaals, daar ben ik het dus helemaal mee eens. ‘Laat ik het zo zeggen: als ik als rechtse politicus alvast zou willen voorsorteren op het verbieden van Extinction Rebellion, dan zou ik het precies zo aanpakken. Het is onvoorstelbaar schraal. En onnodig: als Kamerleden zo graag van de A12-blokkades af willen, kunnen ze ook gewoon de fossiele subsidies afschaffen. Dat er zoveel politici zijn die liever onze democratie slopen dan dat ze goed klimaatbeleid maken, zegt veel over de tijd waarin we leven’.

Geweldige tekst. Maar ja, dan komt er na de Pride Parade zo’n tweet van haar hoe trots ze is op haar gezin, familie en vrienden: ‘Ik ben trots op mijn kinderen, een lesbische dochter die zo vanzelfsprekend nooit in de kast is geweest dat ze soms even moet schakelen als dat in andere gezinnen anders is, en een genderfluïde kind die op meisjes valt en voor wie hetzelfde geldt. Hen heeft net hun eerste binder gekocht en de bevrijding op dat koppie was echt goud waard. Ik ben trots op hun vriendengroepen waar bijna iedereen gay, trans, enby, bi of ace is. Ik ben trots op m’n vrienden waar nooit ongemak is wanneer iemand op latere leeftijd komt vertellen dat ze non-binair zijn, of trans, of gay. Er wordt vriendelijk geïnformeerd naar de gewenste pronouns en geknuffeld en na een operatie lekker samen gegeten om te vieren dat iemand weer wat meer zichzelf is. Ik ben trots op m’n vriendinnen die moeder zijn van een trans kind en als leeuwinnen vechten voor trans rechten. En in ben trots op ons regenboog gezin, waar m’n lief – een ace enby – en ik – een lesbische queer – een liefdevol, veilig, hecht en knus nest hebben gebouwd. Uiteindelijk gaat het allemaal om liefde. De rest is ruis’. Die laatste twee zinnetjes zijn me uit het hart gegrepen, voor de rest heb ik toch regelmatig moeten passen. Niet vanwege een gebrek aan intermenselijke ruimhartigheid betreffende de fysieke opties binnen de bekkengordel, integendeel: ik ga niet over de meest intieme onderdelen van andere transvormen. Maar ik heb toch meer dan gemiddeld de uitgebreide letterbak van het lhbtiq-lexicon moeten raadplegen voor begrippen die ik niet meteen thuis kon brengen (ace enby, binder, pronouns, genderfluïde). En verder denk ik in praktisch opzicht eigenlijk maar één ding: dat moet nog een heel ingewikkeld gedoe zijn om precies bij te houden hoe je elkaar op de transtechnisch juiste manier aanspreekt, met zoveel verschillende pronounsers die na een operatie lekker samen eten en knuffelen om te vieren dat ze allemaal weer wat meer zichzelf zijn. Dat ze het zelf nog snappen vind ik al een bovenmenselijke (!) prestatie. En hoe vraag je dan of het (hun, hen) gesmaakt heeft?


Copyright Peter Bonder.