Memphis

Jazeker, ook ik heb Memphis Depay bespot en beledigd toen hij in 2015 met een buitengewoon grote hoed en een ingewikkelde sjaal bij het trainingskamp van het Nederlands Elftal naar binnen paradeerde. Ook ik heb me laten opnaaien door azijnzeikerds als Valentijn Driessen van De Telegraaf die zijn eigen frustraties op hem botvierde en Bert Maalderink van de NOS die het zelfs presteerde om het zes minuten lang over die kuthoed te hebben en wat we daarvan wel niet moesten vinden. Later werd het zijn haarband (veel te breed, veel te wit), maar toen Arjen Robben in een lange onderbroek van zijn opa het veld opkwam hoorde je niemand. Intussen heeft diezelfde Memphis (die zich om begrijpelijke redenen liever alleen bij zijn voornaam laat noemen) diezelfde Arjen Robben vijf plaatsen achter zich gelaten op de lijst van Nederlandse topscorers aller tijden waar hij Robin van Persie nu definitief heeft afgelost als de absolute nummer één met 52 goals. Dat zijn er negentien meer dan – om maar eens iemand te noemen - Johan Cruyff. En nou weet ik ook wel dat de Nummer Veertien heel wat interlands heeft laten lopen omdat hij zonodig in Milaan nieuwe schoenen voor de winkel van zijn vrouw moest inkopen, en omdat hij de toenmalige bondscoach Georg Keslser niet serieus nam, en omdat hij een bloedhekel had aan de PSV’ers Jan van Beveren en Willy van der Kuijlen, maar daar kan Memphis niks aan doen. Bovendien waren zijn twee doelpunten tegen Litouwen geen simpele intikkertjes, integendeel, en de intense vreugde waarmee zijn bevrijdende 0-1 door het hele team werd gevierd zegt veel over de interne populariteit van de speler die zich in de betrekkelijke luwte van de Braziliaanse competitie terug knokte naar een basisplaats. En daarvoor kunnen we allemaal onze hoed afnemen, net als de sponsors van Oranje die dankzij Memphis hun oude supportershoedjes weer uit de voorraad kunnen halen voor het WK van volgend jaar.

Los van zijn zichtbare irritatie over het niveau van de wedstrijd verbaasde Rafael van der Vaart zich in de studio van de NOS over de grootte (achttien man!) van de staf die Ronald Koeman onder zich heeft. Misschien kunnen we het ook eens hebben over het aantal analisten en dan denk ik dat de meerderheid van de kijkers heel goed verder kan zonder Pierre van Hooijdonk, de Brabantse zuigerd die de zuurgraad van Valentijn Driessen combineert met het citroengehalte van Bert Maalderink. Maar om op de opmerking over het aantal stafleden terug te komen: kijk ook even naar het elftal daaronder, Jong Oranje. Daar lopen er zeventien mee in de polonaise: een coach, twee assistent-coaches, een keeperstrainer, een fysieke trainer, een video-analist, een data-analist, een sportarts, twee fysiotherapeuten, een teammanager, een kitmanager, een kok, een persvoorlichter, een content creator, een head of delegation en een travel manager. Bij die laatste functie gaan mijn gedachten automatisch terug naar het schoolreisjestroelala voor de ouderwetse buschauffeur, maar ik heb werkelijk geen idee wat we ons moeten voorstellen bij het werk van een kitmanager (chef tweecomponentenlijm?) en de content creator (iets met internet, vrees ik). Zeventien man in de staf van Jong Oranje. Het is tekenend voor de totale gekte die zich van ‘de voetballerij’ meester heeft gemaakt. Mark van Bommel wilde vier (vier!) trainers meenemen om hoofdtrainer van FC Twente te mogen worden. Trouwens, over trainers gesproken: ik durf ook de voorspelling wel aan dat we met Joseph Oosting volgend jaar geen ongeslagen wereldkampioen zullen worden (hoewel hij dan wel het voordeel heeft dat ze geen waardeloze spelers voor hem kunnen inkopen) maar moeten we écht verder met deze bondscoach? Er valt niet alleen veel aan te merken op het spel (voor de volgende wedstrijd krijgen we er als kijkers een gratis breicursus bij) maar ook op het keuzebeleid. Kan iemand uitleggen wat zo’n tattooclown als Noa Lang (dit seizoen nul minuten gespeeld bij Napoli) bij de selectie doet? Straks komt ie nog met een hoed naar het trainingskamp en dan moeten we het dáár weer over hebben. Kom d’r maar in, Bert Maalderink.


Copyright Peter Bonder.