Barney
Op 11 januari 1998 wordt ons land getroffen door een natuurramp van ongekende omvang als een Haagse postbode in Engeland wereldkampioen darten wordt, ongeveer vergelijkbaar met het hoogst onwaarschijnlijke feit dat een banketbakker uit Dublin ooit het klootschieten in Albergen wint. Zijn naam is Raymond van Barneveld en zijn overwinning in het hol van de leeuw leidt tot een spontane explosie van massale hysterie, ook wel Barneymania genoemd. De man die niet veel meer blijkt te kunnen dan brieven en andere poststukken op het juiste huisnummer bestellen, plat Haags dialect praten en verrassend goed pijltjes gooien groeit uit tot een fenomeen van nationale allure. Hij mag winkels openen, er worden kinderen naar hem vernoemd en de dartsborden zijn niet aan te slepen. In menig bruin café wordt de serene rust van de ouderwetse gezelligheid, het terloopse geroezemoes aan de toog en het vertrouwde geklik van de ruisende biljartballen bruut verstoord door luidruchtige woestelingen die getooid in fosforiserende campingsmokings en uitbundig gesponsorde lawaaishirts hun nieuwe hobby komen uitoefenen. Er zijn hartverscheurende verhalen bekend van doorgewinterde klaverjassers die kansloos gespiest worden als ze onverhoeds opstaan om hun citroentje met suiker te bestellen. Een ander en minstens zo irritant bijverschijnsel is dat je om de haverklap wordt opgeschrikt door grappenmakers die zonder enige aanleiding keihard ‘ONE HUNDRED AND ÉÍGHTY!’ in je oorschelp toeteren. Het tragische gevolg van dit alles is dat de Haagse postbode in het algemeen en zijn sport in het bijzonder steeds serieuzer worden genomen, met alle ellendige gevolgen van dien. Zo ziet de Nederlandse televisiekijker, toch al gekweld door tal van hersenloze pijnprogramma’s van onbeduidende aard, zichzelf ongewild geconfronteerd met dagenlange live-uitzendingen van darttoernooien in rokerige amusementshallen, bevolkt door een uitzinnige menigte van serieus beschonken tokkies vergezeld van morsige Ma Flodder-types met enthousiast meedeinende loopings op hun kauwende hoofdpartijen, vocaal begeleid door het verwoestende commentaar van Albert Mantingh. Tussen alle bedrijven door laat Barney, zoals hij alom liefgekoosd als nationale knuffelkneus is gaan heten, zich de kaas van het brood eten door een niet aflatende stoet van obscure zaakwaarnemers, malafide managers en criminele coaches die hem eerst de gouden bergen beloven waarvan ze hem vervolgens met net zoveel gemak beroven. De arme man wordt het lege hoofd dermate op hol gebracht dat hij zichzelf als een BN’er gaat beschouwen, met de in die kringen kennelijk onvermijdelijke wens dat hij zijn eigen bestelling ook wel eens in een andere gleuf wil proppen. Er komt een nieuwe Mevrouw van Barneveld in zijn leven, na een kwart eeuw huwelijk met Sylvia wordt het de achttien jaar jongere Julia. En dat betekent dan weer dat hij wel moet blijven gooien om het verschil tussen inkomsten en uitgaven enigszins binnen de perken te houden. Sindsdien zijn we elk jaar weer getuige van dezelfde lamlendige litanie dat hij – ooit een man met miljoenen op de bank – het niet meer ziet zitten, zichzelf een waardeloze zak vindt en wéér begint te zeiken dat het leven zo duur is. Was dan postbode gebleven, baal hooi dat je d’r bent. Dat was voor iedereen beter geweest, zeker voor ons. Raymond van Barneveld is een parodie op een persiflage. Cupido op klompen, Wout Weghorst met pijltjes. Hoe zielig kun je zijn.
Copyright Peter Bonder.